In 2013, Thuis

Als je over de dijken langs de Waddenzee, het Markermeer, IJsselmeer of de randmeren rijdt, door havenplaatsen loopt of op een boot vaart zie je vaak een vaartuig dat het stil staan of omkijken waard is. Groot of klein, luxueus of eenvoudig, hout of staal, ze vertellen allemaal een verhaal. Sommige van die schepen zijn beschermd, andere (nog) niet.

Het bezit van een varend monument brengt van alles met zich mee: onderhoud voor het behoud van de zeer uiteenlopende vloot van monumentale schepen, bijzonder zeilplezier en het verspreiden van hun verhaal aan een breed publiek. Als eigenaar van zo’n varend monument hoor ik met haar te pronken om zo anderen haar verhaal te vertellen en met haar kennis te laten maken.

Zeilen, pronken en vertellen gaan gelukkig goed samen. Zo waren we afgelopen maand op stap met familie, voorbijgangers, biljarters en studenten. Die laatste maakten afgelopen week kennis met elkaar en ‘hun’ botter BU130. De BU130 alias Trui vertoefde in goed gezelschap van de VN4, VD172 en de EB58.

Vier hele verschillende schepen in hun uiterlijk, interieur, vaareigenschappen en natuurlijk schippersgebruiken. De een heeft een dikke kop en smal kontje,  de ander heeft een minder bolle kop en een stevige kont. Kun je op een kwak (de VD172) riant je bedje spreiden, op een botter is dat zeker krapper. Bij Trui die ingericht is op het verblijf van 12 studenten is het iets minder krap dan op de EB58 waar in ’t vooronder maar een paar mensen languit kunnen liggen. Maar als daar binnen wat minder plek is, past er naast de bun onder de sterrenhemel altijd nog wel een slaapzak. Voor opstappers zijn dit misschien wel de belangrijkste verschillen. Overeenkomsten zijn er ook: in alle gevallen ben je verzekerd dat je autentiek mag kakken op een emmer. Dat is natuurlijk altijd goed voor een verhaal over opsluiting in een donker vooronder of een verloren emmer. Niemand had immers uitgelegd dat het touw aan de puts goed vast gehouden moet worden. De eerste keer is het even wennen op de puts, daarna wordt het langzaamaan vanzelfsprekend. Al blijft het voor sommigen sprinten naar de toiletten als het schip aan wal komt.

Voor zeilers begint het dan pas. Tijdens de spelletjes die ook zeilvaardigheden vergen, komen de vaareigenschappen van de verschillende schepen tot uiting. Bij golven van de vorige dag en weinig wind laten de botters zich kennen: door hun vorm hebben ze juist onder deze omstandigheden een grote voorliefde voor dwarsliggen. In vroeger tijden werd die dwarsigheid gecompenseerd door een sleepnet. Nu gaat daaroor ‘spoor zoeken’ naar de volgende boei langs onnavolgbare koersen. Niet dat dat alleen aan de vaareigenschappen van de schepen te wijten is. Zo’n helmhout is ook even wennnen voor de meesten. En hun leercurves zijn zichtbaar als je tijdens het zeilen achterom kijkt: langzaam trekt de koers recht van grote slingers via kleine slingers tot subtiele correcties.

[vslider name=”aangenaam”]

 

Het leuke van varen met meer schepen is dat anderen ziet varen en elkaar ziet en spreekt onderweg. Dat wil zeggen als ze tenminste bij elkaar in de buurt weten te blijven. Als opstappers onderweg iets aan hun collega’s op een ander schip willen vertellen zijn daar allerlei manieren voor: ingewikkelde bewegingspatronen met vlaggetjes, morse in strepen (surfplank of bezemsteel) en punten (bolfender) of tekeningen met stoepkrijt in het zeil. De schippers moeten dan wel proberen bij matige wind dicht bij elkaar te varen, om die boodschappen over te kunnen seinen. Dan gan alle zeilen bij, een knik in de schoot of zelfs remmende autobbanden overboord. Dan zijn de verschillen in traagheid en snelheid pas echt merkbaar. Ook de opstappers merken dan dat minder snel of iets harder lang niet zo eenvoudig als je soms zou denken. Meer dan eens moest er bovendien wat gered worden: niet alleen de losgelaten puts, ook voor een zwemtrap, vaarboom, zwemvest en natuurlijk voor een (bij wijze van oefening, met toestemming) overboord gesprongen man voeren we een rondje om.

[vslider name=”kennis”]

 

Dankzij het verder prachtige zomerweer eindigen alle spelletjes hetzelfde, met watergevechten en bijbehorende zeilmanouvres. Meer dan eens gingen de vier botters gezusterlijk naast elkaar voor anker. Kluiverbomen werden uitgeschoven voor synchroon kluiverstok springen. Over zo’n stok blijk je ook nog te kunnen lopen met iemand op je nek. Natuurlijk gingen de jongeren de ouderen hierin voor. Uiteindelijk ging ook het oudste bemanningslid deze uitdaging aan, zodat die thuis ook wat te vertellen had.

Na zo’n kennismaking, of het nou een uurtje of een paar dagen duurde, hopen we altijd dat opstappers een leuke tijd hebben gehad en zich de meer en minder cultuur historische verhalen over ons schip zullen herinneren en voort zullen vertellen.

Recent Posts

Leave a Comment

Start typing and press Enter to search