Het vissen zit er op. In het oranjerode ochtendgloren hebben we, met heel weinig wind in eerste instantie, koers gezet naar het perkje dat we gisteren hadden laten staan. Weer mooi gevuld met roodbaars en voorn. De wind was inmiddels noordoostelijk 3 tot 4 geworden zodat we soepeltjes naar onze andere drie perkjes voeren. Daar even voor anker voor koffie, thee en dubbele boterhammen met kaas. De andere netten waren helaas wat minder rijkelijk gevuld. Veel meer IJsselmeertaugé (gras) opgevist, kleine mosselen en ondermaatse snoekbaars en irritante krabben die met moeite uit de netten te peuteren waren. Morgenochtend hebben we nog wel even wat schoonmaakwerk te doen.
Tegen het eind van de middag besloten we alvast maar bij Workum naar binnen te gaan omdat de windvoorspelling voor morgen niet zo gunstig is. Ook nu was het niet bezeild zodat we de vaarbomen nodig hadden om bij het torentje van Reid te komen. Vanaf daar kon de ter plekke geformeerde jaagploeg (Lis en Derk) aan de wal om de resterende 3 km tot de sluis te jagen. En dat was nog even een flinke kuitenbijter door het natte gras. De beloning was een warme douche en een goede scheepsmaaltijd vanaf het snorrende voorondervuurduveltje. Morgen de vis inleveren voor de afslag (en de krabben die zich, in afwachting van hun lot, nu duidelijk hoorbaar roeren aan in de pan waarin ze bewaard worden) en dan zit de Visserijweek er weer op.
