Traditiegetrouw zeilen we in het najaar een week vanuit Workum, en mogen we vissen om het immateriele erfgoed te praktiseren, in stand te houden en over te dragen. Maar omdat in 2020 niets gaat zoals gedacht, wordt er dit jaar ook niet gevist. Wat een domper.
Toch gaan we op pad, net als verschillende andere schippers die deze week al tijden in hun agenda hebben staan. De bemanningen blijven veelal thuis. Gemengde gevoelens bij iedereen. Helaas mogen we niet vissen, maar het is heerlijk om een week uit de thuiswerksleur te zijn.
Dus grijpen we de gelegenheid aan en zetten in het weekend koers richting Workum. Dat we dat niet helemaal halen voor het donker wordt, is deze keer geen reden voor een latertje. Er is geen palaver, geen markt, geen steigerpraat, geen ‘oprotten nou’ … en geen gierende spanning om met zijn allen op het startschot It Soal in te dringen. We staan er maar niet te lang bij stil, bij – de nationale klaagzang – wat er nog meer niet plaatsvindt.
Het is prachtig zomers herfstweer, met een zonnetje en een bescheiden bries. We waaien via Kornwerd naar het Kimsterwad voor een eerste waddennacht. In Harlingen eten we een dag later mosselen uit de supermarkt, bij gebrek aan zelfgevangen vis of waddenvondsten. We brengen – samen met de eveneens werkeloze vissers van de ST16 – een halfslachtige toost uit. Zo zeggen ze dat het zuiden van het Nederlandse taalgebied: ‘mossel noch vis’.
Met de groeten aan de spuitende potvis gaan we op weg naar het zuidwesten en varen daarbij langs alle stadia van de versterking van de Afsluitdijk. Een indrukwekkende operatie, die ook het voorstellingsvermogen uitdaagt hoe haast onvoorstelbaar omvattend de werkzaamheden destijds waren, toen de dijk met veel minder grote machines en veel meer handen werd aangelegd. Den Oever werd – zoals zo vaak – ons zoute eindstation voor we weer op zoet gingen. Weinig wind daar, alsof ook de natuur probeerde ons zo lang mogelijk op het water te houden. Het leverde nog een mooie serie “alfabet-letters” op het water op. Welke spotten jullie?