Af en toe vissen we onder zeil. Het blijft bijzonder om samen met onze dame te doen waar ze destijds voor is gebouwd: je onder de schubben werken voor je plezier. De Vereniging Botterbehoud en het Zuiderzeemuseum maakten dat half augustus weer mogelijk. De Markerhaven van het museum ligt, nog meer dan normaal, vol met botters, aken, blazers, schouwen en jollen. Op de kade hangt de geur van vers gerookte vis en op de schepen wordt hoekwant geaast, worden netten geboet en klaargemaakt en sterke verhalen verteld.
Wij zijn net terug van het wad. De lange visserijbenodigdheden (jonen en kuilstok) en de benodigde gewichten lagen al op ons te wachten bij de helling. De netten worden aangevoerd door de TX11, en de kuil en het hoekwant door de HN20. Na het palaver op vrijdagmiddag bevestigen we als laatste voorbereiding glimmende aluminium strips aan de jonen: dat fungeert als een bordje verboden te zwemmen en duiken voor vogels. Aan het begin van de avond schieten we de netten. Terug in de haven drinken we een borreltje: we vissen weer!
We hebben zo ongeveer al het visgerei dat we hebben meegenomen. Om te hoeken en paling te vissen hebben we echter nog aas nodig, dat we idealiter met de kuil eerst zouden moeten vangen. Maarrr … ongeduldig als wij en de schipper van de HK89 zijn, besluiten we de middelen te bundelen. Wij hebben namelijk hoekwant, spleetbakken, en haakjes; zij hebben aas en zand. Samen bereiden we een wantje voor, dat laat op de avond wordt geschoten. Het is dan lang na de schemering, als de aal schijnt te gaan lopen maar toen moest het idee nog geboren en uitgevoerd worden. Beter laat dan nooit, dachten we. De volgende ochtend wordt dat beloond met een paar aaltjes. Genoeg voor een heerlijk borrelhapje bereid door de topkoks van de HK89!
Zaterdag bomen we verschillende keren museaal de haven in en uit. Eerst gaan we met een ploegje de netten halen. Aan de wind, op het grootzeil gaat dat langzaam maar zeker. De vangst bestaat uit blei, voorn, bot en een enkele roodbaars.
[vslider name=”vissen_”]
Daarna gaan we met een groter gezelschap dwarskuilen. Dat hebben we al een tijdje niet meer gedaan, en dan is het altijd weer even goed nadenken welke lijnen ook alweer waar horen, en in welke volgorde de verschillende handelingen dienen te worden verricht: voorste kuillijn aan de boom, kuilboom uit, lijnen vast aan de boom en de kuil, aatje dichtbinden, drijver eraan, gewichten aan de kuil, kuil klaarleggen, en dan kan-ie te water. ’t klinkt misschien simpel, maar het blijft een heel gedoe waarvan we blij zijn dat we het bij daglicht weer eens doen, in plaats van ’s nachts bij nieuwe maan. Het is een machtig gevoel als de botter bij een stevige West 5-6 aan de kuil ligt. Als de zeilen en zwaard een keer goed staan, ligt ze vast in het water tegen de golven aan te dansen. Nu begrijpen we weer waarom de botter het liefste dwarsligt. Daar is ze voor gebouwd.
Als de koffie op is en de vissen voor vanavond schoongemaakt, wint de nieuwsgierigheid het: wat zou er al inzitten? Na een krap uurtje – veel te snel natuurlijk – halen we de kuil en bewonderen de vangst. Die brengen we weg: Alweer goed voor een borrelhapje! Op naar de haven dan maar …
Tot besluit bomen we nog een keer het museum uit om met nieuwe gasten de netten weer te schieten. Het want loopt prachtig beheerst en keurig de bak uit. Nu maar afwachten. Zondagochtend treffen we niet alleen grote rooie baars en botten aan. Een van de netten zit halverwege vast en raakt zwaar beschadigd. Gelukkig staat het niet zo diep, en komt het achteruit bomend weer los. Wat een gedoe dat vissen – en ach wat hebben we weer genoten! We gloeien nog steeds een beetje na van de (in)spanning.